Lees hier deel 1: online versie>>
Vervolg van mijn eerdere blog: Dit is deel twee>
” 2005 Er was een speciaal moeder-dochterweekend, waaraan nog acht andere vrouwen zouden deelnemen.
Eerst stond ik er wat twijfelachtig tegenover.
Zou mijn moeder het begrijpen?
Ik voelde een enorme loyaliteit naar mijn moeder, ondanks alles wat er gebeurd was.
Ik voelde haar onvermogen, ik kon dus niet boos zijn op haar.
Ik moest zelf leren omgaan met deze frustraties en het haar niet verwijten.
‘Familieopstellingen gaan over je ziel en de familieziel, waarin onverwerkte trauma’s zitten die zichtbaar worden in een opstelling.
Dus vertelde ik het aan mijn moeder dat ik haar nodig had en ik vroeg of ze me hierbij wilde helpen, omdat ik beter wilde worden.
Tot dan had ze nooit kunnen zien hoe moeilijk ik het had, maar na het overlijden van mijn oma had ook zij een grote ontwikkeling doorgemaakt,
waarbij haar eigen mist van het verleden was opgetrokken, en dat maakte dat ze er open voor stond en mij wilde steunen.
Ook omdat ze waarschijnlijk wel had gezien dat ik het niet meer redde.
Ik kreeg veel lichamelijke klachten.
Ik had veel last van tandwortelontstekingen en kampte met ontstoken voeten, waardoor ik bijna niet meer kon staan of lopen.
Alles wat me overkwam had met het niet kunnen verteren en goede gronding te maken.
Het gaf goed weer hoe ik me emotioneel voelde: zowel innerlijk als fysiek leek het alsof ik met naald en draad aan elkaar hing.
Ik was me ervan bewust dat ik een diepgaand proces doormaakte, waarbij mijn innerlijk veranderde.
Het was net alsof er een mist was opgetrokken en ik heel helder kon waarnemen wat er gebeurde met mij.
Veel pijnstukken was ik aan het loslaten. Dat was fijn, maar ook angstig, omdat ik me afvroeg: wat blijft er dan nog over?
Dat mijn moeder op mijn voorstel inging, was voor mij de eerste daad van liefde die ik ooit zo had gevoeld.
Dat weekend bleek een keerpunt in onze relatie. Zij betaalde de opstellingen, omdat ik geen geld had,
want ik leefde van een ziektewetuitkering onder bijstandsniveau en ze wilde me helpen waar ze kon.
Steeds meer zag ze dat het echt niet meer ging met mij.
Ik verstopte mijn lijden niet meer, zoals vroeger.
Ik wist dat ze er niet van hield om mij te zien huilen, maar dat maakte me niet meer uit.
Ik huilde wanneer ik moest huilen. We gingen met de trein naar het noorden.
Max, de hond die ik sinds kort had, ging met ons mee.
Ik kon hem nergens achterlaten, dus hij moest wel mee.
Ik was heel stil tijdens de reis ernaartoe, omdat ik het heel spannend vond, en tegelijk was ik heel blij dat ze meeging.
Op die manier toonde mijn moeder dat ze me serieus nam en dat ze van me hield.
De dag werd gehouden in een ruimte op de eerste verdieping van een gebouw met schuine daken met heel veel ramen erin.
Er pasten net acht stoelen in de ruimte en in het midden lag een groot kleed.
We moesten onze schoenen uitdoen, we konden onze voeten laten steunen op dikke meditatiekussens die voor ons op de grond lagen.
De oefeningen op de eerste dag waren heel heftig en confronterend,
omdat ze blootlegden dat de band tussen mij en mijn moeder nog niet helemaal goed was en dat ik nog met veel verdriet zat.
Mijn moeder sloot zich weer af op deze eerste dag.
Ik had gezien hoe zij in zichzelf gekeerd raakte tijdens de oefeningen die we moesten doen.
Ze reageerde maar nauwelijks op vragen en maakte zich klein, bijna onzichtbaar.
De eerste dag leek voor mij toch alles nog mee te vallen, want het was niets nieuws voor mij en ik verwachtte al dat mijn moeder zich af zou sluiten.
De lange treinreis naar huis verliep in een ongemakkelijke stilte.
Allebei staarden we uit het raam terwijl Max aan onze voeten lag en af en toe voor afleiding zorgde.
Vanaf het station wandelde ik alleen met Max naar mijn eigen huis,
mijn moeder moest een halte verder eruit.
De uitwerking van de dag kwam in volheid naar boven toen ik alleen was.
Plotseling welde er een enorme boosheid in me op, omdat mijn moeder zich voor de zoveelste keer had afgesloten terwijl ik me voor haar had opengesteld.”
Morgen vertel ik meer in deel 3 van dit verhaal.
Alleen wanneer je op je eigen plek in jouw eigen in je familiesysteem staat, kun je goed in balans komen.
Als je boven je moeder gaat staan, sta je op haar moedersplek en niet op je kindplek.
Als je niet op de plaats staat die klopt, kun je niet bij je geboorterecht komen, niet bij je authenticiteit.
Je draagt dan je moeder, in plaats van dat je gedragen wordt door het familiesysteem en kan ontvangen van je familiesysteem wat je nodig hebt.
Waardoor je ook echt ouder kan zijn van jouw kinderen.
Wat er vaak gebeurt is dat we als kind voelde dat onze ouders het niet aan konden, gingen we ze ‘helpen’ door voor hen te zorgen.
Dan ben je als het ware boven hen gaan staan.
Daar kunnen nog allerlei redenen voor zijn.
Meestal vanuit je kindertijd. En meestal onbewust.